BERICHT UIT DE KROCHTEN VAN DE ARBEIDSMARKT
Een onregelmatig arbeidsverleden en uitgekakt door de laatste werkgever. Dan maar met pensioen. De stilzwijgende afspraak was dat ik nog een tijdje door zou kunnen werken, maar dat liep dus anders. Na enig rekenwerk wordt het bange vermoeden bevestigd: ik heb een pensioengat. De maandelijkse bedragen die ik in de loop der jaren aan pensioenaanspraken, lijfrentes en natuurlijk de AOW bij elkaar heb gesprokkeld, zijn niet voldoende. Ook de magere WIA-uitkering van mijn chronisch zieke echtgenote en af en toe een free-lance opdrachtje zetten geen zoden aan de dijk. Ik moet dus solliciteren. Illusies maak ik me niet, oud is uit en nog vóórdat ik de AOW-leeftijd bereik, in mijn geval 66 jaar, vul ik op internet een formulier in van PostNL. Een paar dagen later word ik gebeld door een kordate, maar vriendelijke medewerkster van de personeelsdienst. Ze heeft eigenlijk maar één vraag: ‘hoe gemotiveerd bent u, meneer?’ ‘Heel gemotiveerd,’zeg ik, ‘want ik heb een pensioengat.’ Dat lijkt voldoende. Het gesprek duurt niet langer dan vijf minuten.
Postbezorger
Een paar weken later meld ik me bij een troosteloos complex in Amsterdam-West. Er is geen bel of iets wat er op lijkt en ik moet maar wachten op de dingen die komen gaan. Op een gegeven moment komt er een vrouw naar buiten om een sigaretje te roken. Als de sigaret uit is vraagt ze me om mee naar binnen te komen, want ze is de contractmedewerkster van de personeelsdienst. Samen met nog twee anderen, een leeftijdsgenoot en een vrouw wier Nederlands, naar later blijkt, onvoldoende is, gaan we naar binnen. Ik word als eerste bij de medewerkster geroepen en ook nu is het allemaal snel geregeld. Dat ik ooit bij ’s lands grootste telefoonbedrijf heb gewerkt en ontslagen werd, snapt ze maar al te goed. ‘Ik heb hier heel veel ex-KPN’ers voor m’n bureau gehad,’ zegt ze begripvol. Op de vraag wat ik daarna heb gedaan, zeg ik dat ik in de cultuursector werkzaam ben geweest en ze krabbelt ‘cultuur’ op een hoekje van het formulier. Dat ik directeur ben geweest zeg ik er maar niet bij.
Weer twee weken later fiets ik naar een soort groot hok waar postbodes bezig zijn om uit diverse schappen grote zakken te tillen en in fietstassen te proppen. Ik trek een rondslingerend hesje aan met het logo van PostNL en samen met een aardige student maak ik twee rondjes door woonwijken in m’n buurt. Onderweg komt een teamleider, type mij-hoef-je-niets-meer-te-vertellen-want-ik-heb-alles-al-meegemaakt me een hand geven en dat is het dan. Ik ben nu postbezorger voor een paar uur per week. Voor verdere instructies ben ik aangewezen op filmpjes en een app, maar wanneer de app vastloopt geloof ik het wel. De student had me op de belangrijkste zaken gewezen en verder word je via de app wekelijks gebombardeerd met tal van instructies en zaken die wel of niet goed zijn gegaan. Dat varieert van de opmerking dat je na afloop van je rondje altijd je tassen moet nakijken op overgebleven post, tot instructies over de bezorging van pakketjes.
China
Pakketjes zijn een verhaal apart. De postbode bezorgt naast brieven en tijdschriften namelijk ook pakjes die door de brievenbus kunnen, maar bij een aantal kan dat duidelijk niet. Dan dient er aangebeld te worden en is het maar te hopen dat de bewoner thuis is, want anders moet er een briefje door de brievenbus en het pakje afgeleverd bij een postagentschap. Aanbellen bij de buren en vriendelijk vragen of zij het pakje willen aannemen is ook een mogelijkheid, maar na een paar botte weigeringen stop ik daar mee. Nederland bestelt massaal online: boeken natuurlijk, maar ook sokken, overhemden, stofzuigerzakken, koffie, gevacumeerde kaas en de nodige kadootjes, van chocola tot een heel klein vaasje met bloemetjes. Opvallend is wat er uit China komt: piepkleine pakjes met nauwelijks te lezen adresstickers, die vaak bij dezelfde adressen in meervoud door de brievenbus worden gepropt. Veel postbodes hebben er een hekel aan, omdat de soms onooglijk kleine priegelpakjes onder in de tas belanden, onder de grote pakketten, en dan moet er later teruggefietst worden voor iets dat online vaak niet meer dan een euro of twee heeft gekost.
Wanneer de vrachtauto wat later arriveert om de posttassen af te leveren, is dat een goede gelegenheid om een kletspraatje te maken met collega’s. Aardige mensen met allemaal een verhaal. De student met wie ik die eerste zaterdag was meegelopen, kan ondanks zijn afgeronde HBO-opleiding geen werk vinden in de richting van zijn studie. Jacques* heeft ontwikkelingseconomie gestudeerd en was een paar jaar werkzaam in Zuidoost-Azië. Toen het project werd opgeheven keerde hij terug naar Nederland, maar kon geen werk vinden in zijn vakgebied. Dirk*, type ruwe-bolster-blanke-pit, was ooit werkzaam in de offshore. Hij heeft een kort lontje en soms slingert hij wel eens boos wat brieven door de lucht, wanneer de bundels niet goed gesorteerd zijn. Ongelijk heeft hij niet: hij bezorgt in de polder en één verkeerd gestoken brief of kaart betekent niet eventjes teruglopen, maar op de brommer helemaal terug naar een boerderij, soms honderden meters verderop. De vrouwen zijn in de minderheid, maar draaien gewoon en volop mee. Andere collega’s zijn een klein en stil groepje van Eritrese afkomst, maar na verloop van tijd zie ik die niet meer. Wel komt er nu iedere dag een busje uit Alkmaar met ‘mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt’. Ze vormen een apart groepje en bemoeien zich niet met de anderen, zeggen eigenlijk geen boe of bah. Er wordt goed voor ze gezorgd. Ze hebben speciale fietsen tot hun beschikking met dubbele standaard, terwijl de meeste reguliere postbodes hun eigen fiets mee moeten nemen. Ook krijgen ze koffie, dat in kratten met thermosflessen wordt meegezeuld. Niemand zegt er wat van.
Babytuig
Op één van de weinige werkoverleggen (lokaal café, koffie met appeltaart) stel ik een vraag over de fietsen, want een stilstaande, zwaarbeladen fiets met gewone standaard dondert gauw om. In mijn geval betekent het, zo luidt het antwoord, dat ik met korting een speciale postfiets kan bestellen bij een bepaalde website. Ik vraag maar niet verder. Ik werk gemiddeld maar één dag per week en een speciale fiets is me te duur. Dan maar de fiets van mijn moeder zaliger. Het werkoverleg is overigens speciaal belegd omdat er een nieuwe sorteermethode zal worden gehanteerd. Werden tot voor kort de bundels per straat geheel gesorteerd aangeleverd, voortaan zal dat gescheiden gebeuren: een bundel brievenpost en een bundel met tijdschriften. Iedere postbode krijgt een soort babytuig uitgereikt met twee vakken voor de borst. Al lopend moet hij uit het vak brievenpost en het vak tijdschriftenpost díe poststukken pakken, die bij elkaar horen voor het desbetreffende adres. Dat gaat veel efficiënter, zo heeft onderzoek in Scandinavië uitgewezen. Onder enig gemor en gejoel wordt het tuigje gepast. Twee, drie weken lang, zie ik mezelf en de collega’s er in lopen, en daarna bijna niemand meer. Het ding is onhandig, ikzelf krijg er rugpijn van en als je even voorover buigt valt de post eruit. De twee aparte bundels blijven.
Uitzendburo
Die ene dag werk is me net iets te weinig en een verzoek om één dag meer te gaan werken verzandt in misverstanden. Corona is inmiddels gearriveerd en ik schrijf me in bij een uitzendburo voor vijfenzestigplussers. Er volgt een uitgebreide intake via Zoom waarbij ik aangeef dat ik een dag of twee administratief werk zou willen doen. Daarna blijft het stil. Weliswaar zie ik soms een bericht in m’n mailbox, dat men op zoek is naar een pleinwacht voor een school in Krommenie of een boodschappenhulp in Haarlem, veel is het niet. Wanneer ik toevallig net een postdienst aan het voorbereiden ben, word ik gebeld of ik de volgende dag verkeersregelaar wil spelen. Nee, liever niet. De hele dag staan lijkt me heel wat minder dan de post bezorgen en natuurlijk spelen op oudere leeftijd ook kleine probleempjes een rol. Vooral het doen van de oudemannenplicht leidt wel eens tot problemen. Het zoeken van een dikke boom op een onopvallende plek in een Vinex-wijk is geen sinecure. Gelukkig is het oude distributiehok van de post inmiddels ingeruild voor een bedrijfsruimte met toilet, en dus kan ik voortaan tussen en na m’n twee loopwijken even naar de WC.
Krantenbezorger
Corona of niet, rekeningen lopen door. In de social media word ik doodgegooid met advertenties voor krantenbezorger en ik twijfel. Heb ik daar wel zin in, iedere ochtend, of eigenlijk moet ik zeggen: iedere nacht, vroeg op? Vooruit, waarom niet? Als het teveel wordt kan ik altijd weer opzeggen. Ook nu weer beantwoord ik een paar vragen op internet en na twee weken word ik gebeld door M, depothouder bij mij in de buurt. Of ik nog interesse heb? Ja dat heb ik en de volgende ochtend meld ik me ’s ochtends om vijf uur bij een bedrijfsruimte op een industrieterrein. Op lange tafels liggen de stapels met verschillende kranten te wachten totdat de bezorgers ze komen ophalen: de krant van wakker Nederland is nog altijd heer en meester, op afstand gevolgd door de Volkskrant. En daarna, in kleine aantallen, Trouw, NRC Next, het Algemeen Dagblad en het Financieel Dagblad. Op één stapel valt een eenzaam nummer op van het Reformatorisch Dagblad. Het Parool en NRC Handelsblad volgen later op de dag.
M. voorziet me van koffie en vraagt me of ik wel eens vaker kranten heb bezorgd. Dat heb ik: ooit, in een grijs verleden was ik de bezorger van het toen nog gereformeerde ochtendblad Trouw voor de gehele Arnhemse stadswijk Presikhaaf. Ik vraag aan M. of hij me niet te oud vindt, maar dat is geenszins het geval. Nee, met die jonge jongens heeft-ie soms meer problemen. Ze verslapen zich en als je ze dan belt nemen ze niet op. Ook nu weer duurt het gesprek niet meer dan een minuut of tien en M. vraagt me de eerste van de volgende maand naar het depot te komen. Dat doe ik, maar als ik om vijf uur aankom begint de depothouder meteen te schelden. Ik ben veel te laat. Een eerste dag doet een bezorger aanmerkelijk langer over z’n wijk omdat hij veel moet zoeken. En vóór zevenen moet alles bezorgd zijn. ‘Zeg het maar,’ riposteer ik en morrend geeft hij mij een blauwe fietstas met het gele logo van de Telegraaf. Zwabberend fiets ik daarna een minuut of tien naar een wijk verderop in Amstelveen; eigenlijk een voormalig katholiek dorp met alle kenmerken van dien: een kerk in het midden en daar tegenover het café. Opvallend is het aantal katten dat je ’s ochtends vroeg al fietsend in een stadswijk tegenkomt. De kat regeert in nachtelijk Nederland. Wat doe jij hier? lijken ze met hun grote knikkerogen tegen je te zeggen, om pas op het allerlaatste moment weg te schieten. Een enkele keer trippelt er een egeltje over de weg. Bezorgen in het dorp is lastig: veel ‘huisjes achterom,’ op- en afstapjes, onduidelijke brievenbussen en niet- doorlopende straatnummers. De Telegraaf bij het café, bij de huisarts ernaast de Volkskrant. Precies om zeven uur schuif ik de laatste krant bij een abonnee in de gleuf. Tevreden fiets ik terug. M. hangt meteen aan de lijn: hoe laat was ik klaar? Zeven uur, zeg ik, maar als ik een paar uur later thuis op de bank indommel, word ik weer gebeld door M. Er zijn maar liefst zes klachten van abonnees die geen krant hebben ontvangen. Hoeveel kranten had ik over? Want alle kranten zijn tot op het laatste nummer geteld en alleen van de Telegraaf kan ik een extra nummer overhouden. ‘Precies’, antwoord ik, ‘ik had maar één exemplaar over.’ Briesend hangt de depothouder op. Hij gelooft me niet. De volgende dag is het nog erger. Er zijn maar liefst tien klachten. Maar ook nu heb ik maar één nummer van de krant van wakker Nederland over. De dag daarop zal er iemand meelopen, zo wordt bepaald. Ik overweeg te stoppen met dit zware werk, maar als ik aankom bij het depot is het pais en vree. Wat was er aan de hand? De vorige krantenbezorger was zo boos over het feit dat hij ontslagen was, dat hij bij diverse abonnees is langsgegaan – hij kende de wijk uit zijn hoofd – en kranten uit de brievenbussen heeft gevist. Als ik de wijk loop, valt me inderdaad op dat er bij twee abonnees een briefje hangt met de vraag of ik de krant goed door de brievenbus naar binnen wil duwen. Met gemengde gevoelens over dit gevecht aan de onderkant van de arbeidsmarkt, en de vraag hoe M. dit heeft opgelost, fiets ik terug naar huis.
Gesjoemel
Maar het kan nog zotter. Aanvankelijk lijkt de verhouding met M. een stuk beter te worden. Vooral het feit dat ik een paar keer naar zijn land van herkomst op vakantie ben geweest en hem ’s ochtends begroet met ‘aiwa’ (hallo) en weer wegrijd met een ‘chukran’ (bedankt) lijkt de sfeer goed te doen. Wanneer mijn dochter en echtgenote positief zijn getest op corona brengt hij iedere dag op zijn knetterende brommer de kranten en legt de stapel in de voortuin. Ook krijg ik een andere wijk toebedeeld, dichter bij mij in de buurt. Kerst en Oud- en Nieuw komen er aan en via de centrale organisatie krijg ik een bericht wanneer de wenskaartjes zullen worden uitgereikt. Het uitdelen van wenskaartjes aan de abonnees met Oud- en Nieuw is altijd een opsteker voor de krantenbezorger. Mits er niet al teveel fout gaat bij de bezorging, kan de bezorger van de krant forse fooien verwachten en het totaalbedrag kan dan oplopen tot een paar honderd euro. Wanneer ik M. er naar vraag, houdt hij een vaag verhaal. Op de dag dat de kaartjes moeten worden uitgereikt, ligt er niets. Weer een dag later zie ik bij één van de abonnees een briefje uit de brievenbus hangen met daarop geplakt twee munten van twee euro. ‘Voor de telegraafbezorger.’ Ik begrijp direct wat er aan de hand is. Er is iemand anders langsgeweest. Soms hebben mensen geen cash in huis en vragen de bezorger terug te komen. In dit geval heeft deze krantenlezer het op een andere wijze opgelost. Verbijsterd stop ik het briefje in m’n zak en na de wijk gelopen te hebben stuur ik een appbericht aan M. dat aan duidelijkheid niets te wensen over laat. M. belt direct daarop terug en we hebben ’s ochtends om zeven uur een onaangenaam gesprek. M. houdt bij hoog en bij laag vol dat het adagium ‘wie de wijk loopt krijgt de kaartjes’ voor mij niet opgaat, omdat ik pas een half jaar kranten bezorg. Onzin natuurlijk.** De centrale organisatie adverteert juist met het lokkertje van de Oud- en Nieuw fooien en in het onderhavige geval is de jongen die bij mijn wijk gevangen heeft, blijkbaar ook nog bij zijn eigen wijk langsgegaan. Hoe dit op te lossen? Ik zou de centrale organisatie kunnen informeren, maar dat heeft weinig zin. Het zou in ieder geval tot meer ruzie – en erger- kunnen leiden, want M. is een gediplomeerde straatvechter die je niet met fluwelen handschoentjes kunt aanpakken.
Ik eis een vergoeding en M. belooft me bij de volgende uitbetaling een bedrag extra. Dat moet ik nog zien. Maar mijn besluit staat vast. Nog even volhouden tot de datum van de volgende uitbetaling en dan stoppen. Hoef ik niet meer iedere ochtend om half vijf op. Om daarna altijd eerst naar buiten te kijken om te zien of het regent, sneeuwt of stormt. Of het gevecht met een regenbroek moet aangaan.
*Namen van betrokkenen zijn gewijzigd.
**Mediahuis Distributie (in dit geval verantwoordelijk voor de bezorging van ochtendkranten als de Telegraaf, de Volkskrant, Trouw, AD enzovoort) stelt in een reactie dat het beleid inderdaad zodanig is, dat de bezorger die de wijk daadwerkelijk loopt, ook de Kerst- en Oud en Nieuw-wenskaartjes ontvangt om ermee rond te gaan.
17-02-2021
- Posted in: Geen categorie
1 Comment