Je ne suis pas Charlie
Binnen in mij raast en tiert het. Ik ben kwaad, verontrust en eigenlijk ook wel bang. Twee fanatieke idioten hebben op koelbloedige wijze in Parijs tien journalisten en twee agenten doodgeschoten. Later vermoordde een ander in een Joodse supermarkt nog eens vier mensen.
Het islamistische geweld staat weer helemaal boven aan de agenda.
Het is verschrikkelijk wat er is gebeurd en het is en was zaak zo snel mogelijk stelling te nemen tegen deze terreur. Toen het nieuws bekend werd was het Geert Wilders met z’n mislukte Mozartkop die het momentum direct begreep: ‘Het is oorlog,’ verklaarde hij zo’n beetje als eerste politicus op televisie. Rutte kwam met een schriftelijke verklaring. Gelukkig was er later ook burgemeester Aboutaleb van Rotterdam die in perfect Frans z’n solidariteit verwoordde.
Veel mensen, ook in Nederland, gingen de straat op om nadrukkelijk uitdrukking te geven aan hun verontwaardiging over deze afschuwelijke misdaad en door het schreeuwen van ‘Je suis Charlie’ solidariteit te betuigen met het vrije woord. Ik was er niet bij. Ik had andere dingen te doen, maar ook ga ik meestal niet naar dit soort manifestaties, omdat je nooit weet of je meegenomen wordt in een massa die dingen schreeuwt waar je later niet achter kunt staan.
Charlie Hebdo heb ik nooit gelezen omdat ik niet alle tijdschriften van de wereld kan lezen. In mijn studententijd had ik een abonnement op Propria Cures. Dat hoort als student. Gnuivend besprak ik met mijn buurman onder het genot van een glas bier de idiote stukken uit dit gediplomeerde afzijkblad, bijvoorbeeld over een neukende Beatrix die tegen Prins Claus (op een bijgevoegde tekening met hakenkruis) zegt dat ze geen zin heeft in Kroningsdag omdat haar schoenen knellen. Later hadden we Theo van Gogh die op diverse media anderen kankers en tumoren toewenste of ze naar de gaskamer verwees. Ik had een hekel aan Theo van Gogh. Toen ik hem een keer op het Leidseplein passeerde, rokend uiteraard, met zijn overhemd uit zijn broek en zijn dikke pens blubberend over de broekriem, wist ik het zeker: je bent een vieze, egocentrische klootzak.
Maar het is gevaarlijk om dit op te schrijven. Want nu ik dit opschrijf, voel ik meteen de dringende behoefte om plechtig te verklaren dat ik natuurlijk tegen het vermoorden van Theo van Gogh ben. Dat ben ik ook oprecht, maar waarom moet ik dat meteen verklaren? Vanwege het veronderstelde verwijt te behoren tot het kamp van hen die vonden ‘dat-ie het er ook naar gemaakt had?’ Ik ben en was tegen het vermoorden van Theo van Gogh, tegen het vermoorden van de ijdeltuit Pim Fortuyn, maar ook tegen het wurgen van een meisje in Friesland, van wie iedereen ten onrechte vermoedde dat ze door een asielzoeker was vermoord. En ook ben ik tegen het doodschieten van een in het criminele circuit verdwaalde plaatsgenote, moeder van twee kinderen. Enzovoort.
Ze durfden het eigenlijk niet te zeggen, de paar gesluierde moslima’s die anoniem werden geïnterviewd op televisie, maar ze vonden wel dat de journalisten van Charlie Hebdo het er een beetje naar hadden gemaakt. Ze waren tegen het doodschieten, maar toch…
In een interview met de hoofdredacteur van Charlie Hebdo (‘Charb’), dat na zijn dood werd gepubliceerd, verklaarde hij dat hij niet voor een volkomen vrijheid van meningsuiting was zoals in de Verenigde Staten, waar je bijvoorbeeld ongebreideld overal en nergens je Nazi-ideeën kunt verkondigen. En waar er ook veel mensen zijn die vinden dat dat moet kunnen, ook al zijn ze het niet eens met de inhoud. Het is interessant dat ook ‘Charb’ vond dat er grenzen zijn aan de satire en de belediging. Hoe ver kun je gaan?
Zeker is dat het ‘Quod licet Iovi, non licet bovi’ hier volop van toepassing is. In mijn werk wordt ik regelmatig geconfronteerd met de zogenaamde ‘plaasmoorde’. Een plaas is het Afrikaanse woord voor boerderij. In Zuid-Afrika worden regelmatig blanke boeren op afgelegen boerderijen op beestachtige wijze om het leven gebracht. Vaak bestaat de buit van de roofmoordenaars uit niet meer dan een paar mobieltjes en wat kos uit de koelkast. Zoals een betrokkene ooit in de pers beweerde: ‘Waarom komen ze niet op zondagochtend, als we naar de kerk zijn? Ze weten dat we er dan niet zijn, en kunnen dan de boel leegroven. Maar dat doen ze niet, want er is ook haat in het spel.’ Opvallend is dat er in de pers en de media, voor zover er in Nederland over bericht wordt, omzichtig mee wordt omgegaan. Men is bang om begrip te kweken voor die oude, blanke gerefomeerde mensen die misschien ooit aanhangers waren van de Apartheid. ‘Er komen veel meer zwarte mensen om het leven dan blanke’, heet het dan. Rot op. Natuurlijk is het waar dat er in Zuid-Afrika veel meer zwarte mensen door geweld om het leven komen dan blanke. Dat is vreselijk en erg, maar doet niets af aan het verdriet en de ellende van de blanke boer. Alsof we tegen de nabestaanden van de vermoorde journalisten van Charlie Hebdo gaan verklaren dat het in Noord-Nigeria veel erger is, waar Boko Haram dit weekend tweeduizend mensen om het leven bracht.
Ik ben tegen het vermoorden van mensen. Maar ik ben ook tegen het opzettelijk beledigen van mensen, dat kan omslaan in haat, in pesten, in mensen in een hoek drijven. Het is al heel wat wanneer we elkaar de hersens niet inslaan. En een beetje aardig voor elkaar zijn. Na een paar duizend jaar beschaving is dat een saaie, maar vooral ook trieste conclusie. Je ne suis pas Charlie. Jeg er Utoya.
- Posted in: Geen categorie