30 april 1980 – 30 april 2013
‘Heb je ’t al gehoord? Hitchkock is overleden’. Zo kwam m’n buurman binnen met de krant waar we gezamenlijk een abonnement op hadden. Ik was student en woonde op Druiloorstede, op de grens van Amsterdam en Amstelveen. Normaal gesproken was het feit dat de master of suspense dood was natuurlijk nieuws, maar vandaag toevallig niet. Want Nederland, of eigenlijk Amsterdam, was deze dag een stad die zinderde van spanning. Je was voor of tegen. Voor het koningshuis, of tegen het koningshuis. Of liever gezegd, tegen het feit dat er met zoveel bombarie een koningin zou worden gekroond terwijl er huizen en kantoorgebouwen leegstonden en mensen geen woonruimte hadden. ‘Geen woning, geen kroning’ was de leus. Krakers werden al langere tijd met veel geweld uit gekraakte gebouwen weggemept en, eerlijk is eerlijk, ook de krakers lieten zich niet onbetuigd met tegengeweld. Pal schuin achter het Paleis op de Dam was het voormalig gebouw van het Algemeen Handelsblad gekraakt en de bewoners hadden al aangekondigd een alternatieve kroning te zullen organiseren. In andere delen van de stad, zoals bijvoorbeeld in de buurt van het Museumplein, waren krakers tot de tanden toe gewapend en als je al niet tot de groep van de krakers behoorde was je wel knettergek geworden van die helikopter die al een week lang boven de binnenstad hing te brommen. Zenuwachtigheid hing als een loodzware deken boven de stad. Het moest een leuke dag worden voor alle Amsterdammers, had burgemeester Polak gezegd, maar iedereen wist wel beter.
Ik moest ergens rond het middaguur beginnen met mijn werk als werkstudent bij de Inlichtingendienst van de PTT aan de Spuistraat 175, het bruine gebouw achter het Paleis op de Dam. De sfeer was opgewonden in de stad, maar het ging nog wel, ook al was het Rokin naar verluid al een puinhoop en was er na de eerste woorden van Juliana (‘Zojuist; ZO – JUI-HUIST’) een rookbom in de menigte op de Dam ontploft.
Twee wachtposten moest ik passeren, maar na het vertonen van zowel mijn PTT-pas als het speciale politiepasje voor die ene dag mocht ik door. De portier van het PTT-gebouw had zich tot grote hilariteit van alle collega’s in een BB-uniform gehesen. In de kantine liepen politieagenten kroketten te eten en op het dak stonden, onder dekzeil, dat wel, mitrailleurs opgesteld. Marechaussees tuurden door verrekijkers. Ik begon aan mijn dienst. In dit pre-internettijdperk moest je voor een telefoonnummer in binnen- of buitenland de Inlichtingendienst bellen. Voor het binnenland was dat 008, voor het buitenland 0018. Met mijn mede-werkstudenten deden we zowel binnen- als buitenland. Buitenland was veel leuker dan dat saaie 008, maar vandaag was natuurlijk alles anders. Ik moest werken aan de post binnenland. Ik schakelde in en begon.
‘Inlichtingen, goede..’
‘De VARA! Wat denken die wel! Een schande!
‘U wilt het nummer van de VARA hebben? Even zoeken, dat is 035 – 123456’
‘Ik ga ze meteen bellen! Goedemiddag!’
‘Inl….’
‘Schaamt u zich niet! Onze koningin! Die lieve vrouw! En u zendt alleen maar beelden van die rellen uit!’
‘Ik veronderstel dat u het nummer wilt weten van de VARA? U spreekt met de Inlichtingendienst van de PTT.’
‘O meneer, neemt u me alstublieft niet kwalijk. Ik ben zo opgewonden, dat ik vergeten was dat ik natuurlijk eerst u moest bellen om het nummer te achterhalen. Neemt u me nogmaals altublieft niet kwalijk. Ik ben er helemaal ondersteboven van. Onze koningin, die lieve Juliana treedt af en dan zendt de VARA alleen maar van die vreselijke beelden van die stenengooiende krakers uit.’
‘Het nummer van de VARA is 035 – 123456.’
‘Inlichtingen goedemiddag.’
‘Het nummer van Stad Radio Amsterdam, en snel graag.’
‘Stad Radio Amsterdam, even zoeken, dat is 020 – 123456.’
‘Goedemiddag.’
‘Goedemiddag.’
‘Inlichtingen, goedemiddag.’
‘Zeg, vertel me eens meneer, ik moet dringend de VARA spreken, en volgens mij hebben ze de hoorn ernaast gelegd.’
‘Er zijn heel veel mensen die de VARA willen bellen, meneer, het nummer is dus overbelast.’
‘Nou jammer, want ik wou die rooie rotlui eens even de waarheid zeggen. Goedemiddag.’
‘Goedemiddag’.
Ik legde even neer en sprak met m’n collega’s hoe het hen verging. Inderdaad, er werd bijna geen normaal nummer verstrekt. Natuurlijk, hier en daar een noodnummer of het nummer van een verdwaald familielid, maar het was al VARA en Stad Radio Amsterdam wat de klok sloeg. Hoewel het natuurlijk niet de bedoeling was, ging je toch wel wat langzamer werken. Je deed het voor de sporadisch echt noodzakelijke nummers, maar al die scheldende en tierende lieden die de VARA of Stad Radio Amsterdam wilden bellen, omdat ze het niet eens waren met het feit dat die vrijwel alleen maar reportages over de rellen uitzonden, het kon je gestolen worden. Om nog maar te zwijgen van die idioten die niet snapten dat beide clubs volstrekt onbereikbaar waren.
Steeds wanneer er een collega binnenkwam om aan een latere dienst te beginnen, werd ze (want bij 008 was dat vrijwel altijd een zij) meteen bestormd door collega’s met de vraag hoe het haar was gelukt om ons gebouw te bereiken. Hoe later, hoe moeilijker, dat was wel duidelijk. Betraande ogen van het traangas, dat ging nog wel, maar toen er een collega binnenkwam met een verhaal over ‘gevallen met de fiets, bijna onder een paard, schaafwond en gelukkig geen steen tegen m’n hoofd gehad’ werd ze meteen naar de kantine gestuurd. De oranjegebakjes waren op, maar kroketten waren er nog volop.
Opeens gilde een collega dat de achterdeur van de Nieuwe Kerk openging. ‘Daar zijn ze! Daar zijn ze!’ De ceremonie was blijkbaar afgelopen. Prinsjes renden uitgelaten naar buiten, blij dat die lange zit achter de rug was. Pieter van Vollenhoven, Prinses Margriet en prinses Irene waren duidelijk herkenbaar. ‘Prinses Irene heeft haar haar geverfd,’ constateerde de grootste roddeltante van de zaal. ‘We moeten ze toejuichen,’ zei ze kirrend en probeerde een raam open te doen, maar door het lawaai van de rellen, duidelijk in de verte hoorbaar, verstierf haar gejoel in de ruimte. Het koninklijke gezelschap liep van de Nieuwe Kerk naar de achterzijde van het Paleis om daar weer naar binnen te gaan. Beatrix en Claus zouden, zo zag ik later op de televisie, plechtig langs de voorkant gaan. Geen onderdaan die hen daar toejuichde, want de oranjeklanten hadden allang eieren voor hun geld gekozen en waren in geen velden of wegen te zien.
Mijn dienst zat er op en ik moest naar huis. Ik liep over de Nieuwezijds Voorburgwal richting Koningsplein. Een merkwaardige ervaring want er was niemand, werkelijk niemand op straat. Ik liep in een niemandsland maar toen ik vlakbij het Spui kwam, zag ik een cordon ME’ers die klaarstond om naar voren te trekken, dat wil zeggen: richting het Spui, want ik zag ze van achteren. ‘Ga onmiddellijk weg, ga onmiddellijk weg,’ riep een zenuwachtige ME’er door een megafoon. Ik vluchtte een zijstraat in en kwam op het Singel. ‘Tzoeff.’ Het had een haar gescheeld, of ik was door een passerende motor met zijspan de gracht in geknuppeld.
In een portiek kwam ik bij.
‘Het lijdt geen twijfel of dit zijn lakeien van het grootkapitaal,’ begon een man naast mij, die trillend van de zenuwen een sigaret opstak. ‘Ik ben geen fanatiek aanhanger van Marx, maar dit is toch overduidelijk? Je loopt over straat en bent volstrekt rechteloos.’
Ik antwoordde maar met zoiets als ‘hm, tja,’ of ‘inderdaad, het is toch wat,’ en vervolgde mijn weg.
In een straatje tussen twee grachten kwam ik in oranje feestgedruis terecht. Onwerkelijk. Amsterdam was als een spekkoek met dunne laagjes, dunne laagjes geweld en dunne laagjes oranjeplezier. Na ongeveer een half uur bereikte ik het Leidseplein. Zowaar, ik kon een bus pakken en na een half uur was ik thuis. Ik zette de televisie aan. ‘Op het Leidseplein zijn thans grote rellen uitgebroken,’ fulmineerde Wibo van de Linde, AVRO-coryfee en kampioen van rechts die alle schuld van de rellen gaf aan links, en met name aan de Volkskrant, omdat die een cartoon van Beatrix had afgebeeld met een helm op haar hoofd.
Ik pakte de jeneverfles uit de koelkast en proostte op de majesteit. Ik had eigenlijk best wel een leuke dag gehad. In ieder geval niet saai. Dat zal dit jaar wel even anders worden. Het enige dat nog een beetje roet in het eten zou kunnen gooien, de eventuele komst van foute Pa Zorreguieta, is door Maxima verstandig weggemasseerd. Inderdaad, verstandig. Maar wat een saaie dag zal 30 april dit keer worden.
- Posted in: Geen categorie