Khadija Arib en iemand stiekem kalt stellen.
Zomergasten. Daar heeft iedereen in het wereldje van hele, halve en gesjeesde intellectuelen natuurlijk wel een mening over. Nu er weer een nieuwe presentator c.q. interviewer optreedt, nl. Theo Maassen, is en was het de vraag hoe hij het er van af zou brengen. Mij is hij totnogtoe tegen gevallen. Bij cinematograaf Hoyte van Hoytema begon Maassen nog net niet te kwijlen, maar hier was een fan aan het werk die als een kind zo blij was dat hij een paar uur met zijn held mocht verkeren. Bij die uitzending dacht ik nog: je kunt zelfs van iemand als opperslijmer Ivo Niehe nog leren om bijvoorbeeld een klein beetje door te vragen.
Maar ik geef het je te doen en spannender was natuurlijk de uitzending met Khadija Arib. Alleen al over de keuze voor Khadija Arib was er de nodige discussie in de media. Was dat nou wel verstandig van de VPRO om juist op dit moment een uitgebreid programma met Arib te maken? Zij was de zeer gerespecteerde voorzitter van de Tweede Kamer maar werd op een gegeven moment op grond van anonieme bronnen beschuldigd van grensoverschrijdend gedrag en heeft de politiek verlaten. Er is een onderzoek gestart waarvan de resultaten ergens begin van het najaar worden verwacht. In het programma draaiden Maassen en Arib ongeveer twee uur om de hete brij heen en ik neem aan dat iedere kijker met een beetje samengeknepen billen zat te wachten op het moment dat het nou eindelijk eens ter sprake zou komen. Dat gebeurde uiteindelijk en Maassen probeerde Arib uit de tent te lokken door te stellen dat het conflict misschien ook wel eens een oorzaak zou kunnen hebben in haar manier van doen, haar houding, zonder zich daar bewust van te zijn. Maar Arib hield haar rug recht. Ze was glashelder in haar constatering dat ze tot op de dag van vandaag op haar concrete vragen wie haar van wat beschuldigden nog steeds geen antwoord had gekregen. Ze wees daarvoor naar de huidige Kamervoorzitter Vera Bergkamp die buiten haar boekje was gegaan.
Over de procedure die tot het onderzoek naar de beschuldigingen van Arib heeft geleid heb ik geen mening, want te weinig kennis. Ook dien ik nog even de disclaimer aan te halen dat de resultaten van het onderzoek mijn mening eventueel nog zouden kunnen wijzigen. Maar in dit stadium spreekt ondergetekende zijn welgemeende solidariteit uit met Khadija Arib. Het raakt mij, omdat ik hetzelfde heb meegemaakt. Natuurlijk op een ander niveau en in een andere setting. Maar wanneer je dag en nacht bezig bent geweest om in een bijzondere periode van – in dit geval – een klein cultureel instituut als directeur een groot project tot een goed einde te brengen en volkomen onverwacht door een bestuur te kakken wordt gezet, dan voel je je, in de woorden van Arib, ‘voor de trein geworpen’. In mijn geval ging het om de voorzitter van het bestuur, een oud-politicus die blijkbaar in Den Haag zoveel ervaring had opgedaan met het bedrijven van achterkamertjespolitiek dat meerdere verzoeken om het uit te praten of de kou uit de lucht te halen op een ‘njet’ konden rekenen. En natuurlijk – ik veronderstel dat Khadija Arib zich dat ook heeft afgevraagd – worstel je met jezelf en vraag je je meerdere keren af: waar ging het mis? Wat heb ik verkeerd gedaan en mag ik even heel concreet weten wat de reden was? Het meest frustrerend in dit soort gevallen is dat de goegemeente meestal z’n schouders ophaalt. In mijn geval: de gereformeerde heren van het bestuur (dat waren ze ( en zijn ze in meerderheid nog steeds) dronken een glas, deden een plas en alles bleef zoals het was. Op één uitzondering na. Maar dat ging om een bestuurslid die opstapte omdat zijn echtgenote vrijwilliger was in het instituut en deed wat alle andere personeelsleden en vrijwilligers ook deden: opstappen. Pas nadat een oud-hoogleraar het niet meer kon aanzien en een paar externe zwaargewichten inschakelde werd het probleem (tot op zekere hoogte) erkend en werd er ingegrepen. Maar het kwaad was geschied. Het is riskant om vergelijkingen te trekken met de situatie van Khadija Arib, maar machtsdenken, jaloezie, achterkamertjespolitiek, de zaak verdoezelen en vooral géén helderheid willen verschaffen, en tot slot als triest bewijs dat professionele en betrokken mensen de boel dan maar vaarwel zeggen: overeenkomsten zijn er wat mij betreft teveel. Het bewijst dat lafheid en geen moed willen tonen in alle kringen voorkomt, in de Tweede Kamer en in kringen van gearriveerde types die carrière hebben gemaakt in politiek, het leger of de advocatuur. Nog triester is dat van die laatste types de meeste menig zondagochtend heel braaf in de kerk zitten. Schaamteloos. Ik wens Khadija Arib veel sterkte.
11082023
- Posted in: Geen categorie