Verandering begint bij de top – ook bij het Zuid-Afrikahuis

Onder de titel ‘Verandering begint bij de top’ (Opinie en Debat, NRC 22/23 mei 2021) brengt oud-lid van de Tweede Kamer (CDA) Jan Schinkelshoek de patstelling in de politiek van vijftig jaar geleden in herinnering. De verstarde verhoudingen tussen links (lees: de PvdA onder leiding van Joop den Uyl) en rechts (in dit geval met name de confessionele partijen, nu CDA) konden met een extraparlementaire oplossing behendig worden doorbroken. Het leverde een kabinet op dat zonder een uitgewerkt regeerakkoord op afstand van de Tweede Kamer opereerde. Aan het einde van het artikel stelt Schinkelshoek verder nog dat ‘wie een bestuurscultuur wil veranderen, een parlement wil dat zo ongebonden mogelijk opereert, wie een tegenmacht wil creëren, het ook heeft over een politieke constellatie waarbij bewindslieden bij voorkeur van buiten komen. Oftewel: geen Rutte IV […] Of is dat een te radicale cultuuromslag?’

Wie dit artikel oppervlakkig leest, zal het sympathiek vinden, omdat het pleit voor het doorbreken van volkomen vastgelopen verhoudingen. Echter, de heer Schinkelshoek is sinds 2017 ook voorzitter van de Stichting Zuid-Afrikahuis Nederland. Wie hem in die hoedanigheid kent,  kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het artikel een sterke overeenkomst vertoont met het pleidooi van Mark Rutte in Nieuwsuur voor een andere bestuurscultuur. Rutte, reeds tien jaar lang premier van Nederland, in die hoedanigheid mede verantwoordelijk voor bijvoorbeeld de toeslagenaffaire, en dan opeens een andere bestuurscultuur – het kan verkeren. Ik haast me om te melden dat er in het Zuid-Afrikahuis geenszins een affaire ter grootte van de toeslagenaffaire heeft plaatsgevonden, maar onder de eindverantwoordelijkheid van voorzitter Schinkelshoek vond er in 2019 wel een tragedie plaats aan de Keizersgracht in Amsterdam die diepe sporen heeft achtergelaten. Alle (!) zes medewerkers en vrijwilligers van dat moment, betrokken professionals, onder wie de bibliothecaris, die vele jaren geleden vrijwel from scratch de bibliotheek had gereorganiseerd, voelden zich gedwongen ‘een functie elders’ te zoeken. [NB: één medewerkster koos ervoor haar tijd ‘uit te zitten’ tot aan de pensioengerechtigde leeftijd]. Verdriet, boosheid, frustratie: het bestuur was doof voor de signalen. Slechts één bestuurslid koos ervoor z’n bestuurszetel ter beschikking te stellen, de anderen bleven liever op het pluche. Pas nadat twee zwaargewichten uit het circuit van buitenaf druk uitoefenden op het bestuur gebeurde er iets, maar toen was het eigenlijk al te laat. Alle medewerkers waren vertrokken of zouden vertrekken – nogmaals, het verdriet, de boosheid, de frustratie en niet te vergeten het verlies van kennis – het was enorm.

Het bestuur ging over tot de orde van de dag en nam nieuwe medewerkers aan, die ongetwijfeld met veel enthousiasme en inzet aan de slag zijn gegaan – geen kwaad woord daarover. Maar voor het bestuur was het gewoon back to business. Wie als oppervlakkige buitenstaander hiervan kennis neemt, zal zijn schouders ophalen en denken: ach ja, overal is wel wat aan de hand en arbeidsconflicten kom je overal tegen. Maar niets is minder waar. Want het gaat veel dieper. Het gaat namelijk over een zelfingenomen bestuurscultuur in combinatie met het volkomen wegkijken van de (nieuwe) verhoudingen tussen Nederland en Zuid-Afrika.

Het Zuid-Afrikahuis en de met haar verbonden organisaties kent een geschiedenis die teruggaat tot eind 19e eeuw. Rode draad in de afgelopen vijftig jaar zijn de zorg, de uitbouw en de professionalisering van de indrukwekkende bibliotheek en de – eufemistisch uitgesproken – ongemakkelijke omgang met begrippen als racisme en Apartheid. Over de bibliotheek zijn vriend en vijand het eens: die behoort tot de internationale top op het gebied van kennis over de cultuur, geschiedenis en letterkunde van Zuid-Afrika. Na de voltooiing van de restauratie van het grachtenpand in 2016 werden tevens uiteenlopende projecten gestart variërend van lezingen, film- en debatavonden tot aan een digitaliseringsproject van archiefmateriaal. Vaste prik zijn en waren de lessen Afrikaans voor Nederlandstaligen en de lessen Nederlands voor Afrikaanstaligen. Niet onvermeld mag blijven dat de Stichting Zuid-Afrikahuis Nederland de bijzondere leerstoel Cultuur, letterkunde en geschiedenis van Zuid-Afrika financiert aan de Universiteit van Amsterdam.

Maar dan die ongemakkelijke omgang met racisme en Apartheid. De aan het Zuid-Afrikahuis verbonden stichtingen en verenigingen gaan terug tot de solidariteit met de Boeren in Zuid-Afrika en hun strijd tegen de Engelsen (‘het perfide Albion’) aan het einde van de 19e eeuw. Terwijl Nederland en de wereld in de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw massaal kozen voor de strijd tegen de Apartheid, sloot men in het Zuid-Afrikahuis letterlijk en figuurlijk de luiken. ‘Politiek’ was niet aan de orde. Ik  zou de waarheid geweld aan doen om te stellen dat in het Zuid-Afrikahuis van die tijd diehard verdedigers van de Apartheid huisden, maar de band met blank Zuid-Afrika werd gehandhaafd; in zekere zin werd daar begrip voor gevraagd. Er werd lippendienst bewezen aan gematigde Anti-Apartheidsbewegingen, maar daar bleef het dan ook bij. Zo werd bijvoorbeeld in 1975 een uitwisselingstraject van jongeren gestart om kennis te maken met Zuid-Afrika en vice versa met Nederland (‘je moet er geweest zijn om erover te kunnen oordelen.’). Onnodig te melden dat het hier om blanke jongeren ging (en gaat), en – excusez le mot – hier en daar een excuusneger. Na de verkiezingen in 1994 en de bevrijding van de Apartheid gingen in het Zuid-Afrikahuis de luiken letterlijk en figuurlijk voorzichtig weer open. Wat bleef was de band met de Afrikaanstalige bevolking, maar de ongemakkelijke omgang met begrippen als Apartheid en racisme bleven. Harde keuzes werden niet gemaakt. En dat is en was laakbaar, want het Afrikaans, de taal, zucht namelijk nog steeds onder de smet van de Apartheid. Net als het Duits in het Nederland van na de Tweede Wereldoorlog nog vaak met het nazisme werd geassocieerd (nog altijd krijgen Nederlandse kinderen op de middelbare school om die reden (!) pas in het tweede leerjaar Duits), zo werd en wordt het Afrikaans nog steeds met ‘Apartheid’ geassocieerd. Dat is ten onrechte, omdat de meerderheid van de Afrikaanstalige bevolking tot de kleurlingen wordt gerekend en zij heeft, net als de zwarte bevolking, ook onder de Apartheid geleden. Maar het blanke Apartheidsregime gijzelde het Afrikaans en maakte het daarmee de taal van de onderdrukker, terwijl het eigenlijk, om met Breyten Breytenbach te spreken, een ‘bastertaal’ is.

Anno 2021 wordt het debat in Nederland over Zuid-Afrika steeds meer bepaald door extreem rechts. De riedel ‘blank-Afrikaans-bedreigd-onderdrukt’ wordt steeds meer gehoord en afgezien van het feit dat dit in zijn absoluutheid niet waar is, is met name de Afrikaanstalige bevolking hier niet mee geholpen. Het Zuid-Afrikahuis, en dan met name het bestuur, beschouwt zich als de culturele ambassade van het Afrikaans in Nederland. Maar door afwezig te blijven in het debat laat ze de Afrikaanstalige bevolking in de kou staan, omdat het beeld blijft bestaan dat het Afrikaans de taal is van de blanke (bedreigde) bevolking. Nog onlangs twitterde Thierry Baudet over de blanke bevolking van Zuid-Afrika die welkom is in Nederland. Dat de meerderheid van de blanke Zuid-Afrikanen allang voor Australië heeft gekozen, laten we maar even buiten beschouwing. Historici als Arend-Jan Boekestijn en Han van der Horst reageerden er op, vanuit het Zuid-Afrikahuis bleef het stil.

Black Lives Matter, Kick Out Zwarte Piet, The Black Archives, Black Heritage Tours, Sylvana Simons als luis in de pels in de Tweede Kamer, een slavernijtentoonstelling in het Rijksmuseum (georganiseerd door het zwarte hoofd geschiedenis Valika Smeulders), en natuurlijk Jeangu Macrooij en zijn ‘Birth of a new age’ (lees de New York Times), er verandert wat in Nederland. Dat kan het blanke bestuur van de Stichting Zuid-Afrikahuis Nederland zich aantrekken. Ook omdat het Afrikaans steeds minder een witte taal is (en was). De kleine groep blanken in Zuid-Afrika die ervoor gekozen heeft in het land te blijven, is zich hier pijnlijk van bewust en nog niet zo lang geleden vroeg professor Wannie Carstens (Noord Wes Universiteit) hier aandacht voor met het boek ‘Ons kom van ver’. Je moet van ver komen om het te zien (in dit geval de taal en letteren van de kleurlingbevolking aan de Kaap). Maar je kunt het ook anders bekijken. Om het artikel van Schinkelshoek in NRC te parafraseren: wie een bestuurscultuur wil veranderen, een bestuur wil dat zo ongebonden mogelijk opereert, wie een tegenmacht wil creëren, heeft het ook over een constellatie waarbij bestuursleden bij voorkeur van buiten komen. Sylvana Simons zal het te druk hebben, maar misschien kent zij iemand anders. Of is dat een te radicale cultuuromslag?

24052021

Leave Your Comment

Your email will not be published or shared. Required fields are marked *

You may use these HTML tags and attributes: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>

*